leerdoelen

1.1.1

Je kan stoffen ordenen door kleur: je weet als je witte korreltjes ziet dat het of suiker of zout is. Als je een doorzichtig vloeistof ziet kan het azijn of water zijn. En als je bruine korreltjes ziet kan het basterdsuiker zijn of zand. Om te weten of de vloeistof water of azijn is kan je eraan ruiken, maar je moet met behulp van je hand ruiken. Bij een vloeistof komt er meestal damp uit het buisje, dus dan moet je die damp met behulp van je hand in jouw richting waaien. Om water te zuiveren heb je een waterverzachter nodig daarin zitten grote en kleine stenen en zand korreltjes. Je moest met behulp van een trechter slootwater in de waterverzachter doen en als al het water eruit is moet je Norit in een waterfilter doen en als daar het water dan ook uit is moest je het koken en is dan heb je je water zuiver en is het veilig om te drinken. (zie proefjes: water zuiveren. Bij 0 graden Celsius is ijs op zijn smelt punt en op 100 graden Celsius kookt het (zie proefjes: thermometer ijken)

1.1.2

Een vaste stof heeft een lage temperatuur. Als je een vaste stof verwarmt word het een vloeistof en de moleculen gaan zich een beetje verspreiden, maar ze staan nog steeds dicht op elkaar. Als je vloeistof ook verwarmt gaat het verdampen en word het gas de moleculen zijn dan verspreid. Als je gas rijpt wordt het weer een vaste stof en de moleculen zijn dan weer dicht op elkaar. Als je van een vaste stof gas wilt maken moet je het sublimeren. En als je van gas vloeistof wilt maken moet je het condenseren. En als je van vloeistof een vaste stof wilt maken moet je het stollen.

1.1.3

Spiritus, wasbenzine, chloor en ammonia. Ze kunnen gevaarlijk zijn als je de stof inademt, inslikt, als je het op je huid, in je ogen of op je kleren krijgt, als je met vuur bij de stof komt en als je de stof met een andere stof mengt. Als iets corrosief is zie je op de pictogram dat er een stof op een hand en op kleren wordt gemorst dat betekent dat het materiaal, ogen en huid ernstig kan aantasten. Als iets kan exploderen zie je op de pictogram dat iets ontploft dat betekent dat die stof door een vonk of een schok kan ontploffen. Als een stof ontvlambaar is zie je op de pictogram een vlam dat betekent dat die stof heel makkelijk in de fik kan komen te staan. Als iets oxiderend is zie je op de pictogram een cirkel met daar omheen een vlam dat betekent dat die stof brandbare stoffen heviger kan laten branden. Als iets giftig is zie je op de pictogram een schedel met een kruis dat betekent dat die stof je ernstig ziek kan maken of kan vermoorden. Als iets schadelijk of irriteren is zie je op de pictogram een uitroepteken dat betekent dat het schadelijk is en dat het je ogen en huid kan irriteren.

1.1.4

Een vaste stof heeft een grotere dichtheid, omdat de moleculen dichter op elkaar zitten. Vloeistof heeft een kleinere dichtheid omdat de moleculen minder op elkaar zitten. En gas heeft de kleinste dichtheid omdat de moleculen helemaal verspreid staan dan. De dichtheid bereken je door de massa en de volume van de stof. Om te weten wat de massa is moet je het wegen en om te weten wat het volume is doe je lengte x breedte x hoogte.

1.1.5

Als een voorwerp een grotere dichtheid heeft dan water dan zinkt het. Als een voorwerp een even grote dichtheid heeft als water dan zweeft het. Als een voorwerp een kleinere dichtheid heeft dan water dan drijft het.

1.1.6

Je kan als voorbeeld nemen het verwarmen van huizen. Omdat water vloeibaar is kan het ook makkelijk door leidingen. Water kan ook warmte opnemen en verspreiden. En water is niet brandbaar en ook veilig. Aluminium is bijvoorbeeld licht en kan goed warmte vasthouden, daarom gebruiken ze aluminium om over dingen te doen op ze warm te houden. 

1.1.7

De productie van grondwater begint bij water onder grond. Bedrijven verzamelen het water. Om grondwater drinkbaar te maken moeten ze het eerst zuiveren met grind, daarna zand ten slotte om het nog beter te zuiveren nog een keer zand. Dan komt het water bij de reservoir. En met een pomp komt al dat water bij huizen. De productie van oppervlaktewater begint bij water boven grond. Een pompmachine pompt het water naar een andere plek. De water komt eerst door de Biesbosch bekkens, daarna de berenplaat bekken, vervolgens door microzeven, dan gaat de water door een ijzerslib filter, daarna gaat hij door een dubbel laag filter met zand en antraciet, vervolgens gaat hij door een ultraviolet hoofddesinfectie ook gaat hij door een actieve kool filter ten slotte komt hij bij de waterreservoir en met een pomp gaat het water naar huizen.

1.2.1

Als een vaste stof vloeibaar wordt komt dat door de moleculen. Moleculen blijven door aantrekkingskrachten op de zelfde plaats. Maar als de temperatuur stijgt gaan de moleculen steeds harder trillen. De afstand van de moleculen worden groter. Je merkt dat de stof uitzet. Door de grote afstanden trekken de moleculen elkaar minder sterk aan. Als de temperatuur is gestegen tot de bepaalde waarde is de aantrekkingskracht te klein om de moleculen op hun vaste te houden. De stof smelt dan en wordt vloeibaar. De moleculen bewegen nu alle richtingen langs elkaar heen.

1.2.2

Moleculen bestaan uit 2 of meerdere atomen. De verbinding tussen die atomen noemen we atoombinding. Deze binding bestaat doordat er van beide atomen een elektron zich bevind aan het elektron van de andere atoom. Deze elektronen heten bindingselektronen.

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin